Glucose meten betekent het meten van de glucosewaarde in je bloed of in je weefselvocht. Als je diabetes hebt, is een belangrijk deel van de behandeling om je glucosewaarde te meten. Dat kan met een bloedglucosemeter of een glucosesensor. Met de bloedglucosemeter meet je de glucosewaarde in het bloed. Met een glucosesensor meet je de glucosewaarde in het weefselvocht.
Een veelgebruikte methode om glucose te meten, is met een bloedglucosemeter. Met een prikpen prik je in je vinger om een druppeltje bloed te krijgen. Vervolgens plaats je het bloed op een teststrip die je in de glucosemeter steekt. Binnen enkele seconden geeft de glucosemeter je glucosewaarde weer op het scherm. Het is belangrijk om de instructies van de fabrikant nauwkeurig op te volgen voor een nauwkeurige meting. Bekijk meer op Bloedglucosemeter bij diabetes.
Naast de traditionele bloedglucosemeter kun je ook je bloedsuiker meten zonder prikken. Dit doe je met een een glucosesensor. Deze sensor wordt op je huid wordt geplaatst, het kleine naaldje in de sensor gaat in je weefselvocht en is verbonden met een draagbaar apparaatje. De sensor meet voortdurend je glucosewaarden en stuurt deze draadloos naar het apparaatje, zodat je je glucosewaarden live kunt volgen. Dit kan vooral handig zijn voor mensen die moeite hebben met regelmatig prikken of die behoefte hebben aan meer gegevens over hun glucosewaarden op een dag. Bekijk meer op Glucosesensor bij diabetes.
Hoewel de glucosemeter en continue glucosemonitoring handig zijn voor thuis, zijn er momenten waarop een laboratoriumtest nodig kan zijn. Deze testen worden meestal gedaan door een arts. Je bloed wordt geanalyseerd in een laboratorium. Deze testen geven een nauwkeuriger beeld van je glucosewaarden over een langere periode (HbA1c).
Wanneer je je bloedsuiker moet meten is heel afhankelijk van je eigen situatie. Zonder diabetes hoef je in principe je bloedsuikerwaarde niet te weten. Soms laat je je bloedsuiker checken bij de huisarts. Bij diabetes type 2 is het heel afhankelijk van je behandeling of je 1.) af en toe je bloedsuiker meet, of 2.) alleen bij de huisarts of 3.) 3 tot 5 keer per dag. Bespreek dit met je zorgverlener. Bij diabetes type 1 moet je heel regelmatig (meerdere keren per dag) weten wat je bloedglucosewaarde is.
De hoeveelheid glucose in je bloed wordt uitgedrukt in mmol/l (millimol per liter). Om te kijken of je diabetes hebt, prikt een arts meestal bloed als je ‘nuchter’ bent. Dat betekent dat je in de 8 uur ervoor niets hebt gegeten of gedronken (behalve water).
Het is belangrijk om te weten dat een meting altijd de glucosewaarde van dat moment aangeeft. De glucosewaarden zijn namelijk de hele dag anders. Eten, bewegen, stress, slaap, medicijnen en nog veel meer dingen zorgen steeds weer voor een andere glucosewaarde in je bloed. Daarom is het nodig om je glucose op verschillende tijdstippen te meten. Zo krijg je een beter inzicht in hoe je lichaam reageert op verschillende omstandigheden.
Naast het meten van je glucose is het belangrijk om iets te doen als de waarde buiten de streefwaarden valt. Dit kan met eten of drinken, bewegen of medicijnen zoals insuline. Hoe dit werkt leer je van je zorgverlener.
Voluit leven met diabetes. Dat is waar Diabetesvereniging Nederland voor staat. Samen zetten we ons in voor goede zorg en een beter leven voor alle mensen met diabetes.